Omgaan met weerstand in participatie

Hoe kunnen we, volgens de gedragswetenschap, omgaan met weerstand tijdens (bewoners)participatie? Want het gebeurt regelmatig dat je tijdens een participatietraject stuit op boze bewoners die helemaal niet willen participeren. En jouw organisatie beschuldigen van schijnparticipatie, want ‘alles is toch al bedacht’. 

Wanneer weet je dat de kans groot is dat je met weerstand te maken krijgt? De kans op weerstand is het grootst bij plannen die bewoners direct raken en waar ze weinig invloed op lijken te hebben. Zoals bij sloop- en nieuwbouwplannen. Dat is niet zo gek. Het gaat dan vaak om de sloop van sociale huurwoningen in achterstandswijken. Bewoners hebben weinig tot geen zeggenschap over wat er met hun woning gaat gebeuren. Ook is het onzeker of zij wel in hun wijk kunnen blijven wonen. Die onzekerheid leidt tot stress en boosheid onder bewoners, die zich richt op de organisatie die verantwoordelijk is voor de sloop- en nieuwbouwplannen.

5 gedragstechnieken

Met de volgende vijf technieken uit de gedragskunde, de 5A’s, kun je weerstand van bewoners tegen sloop- nieuwbouwplannen verminderen of zelfs voorkomen. Technieken die je zowel in de communicatie als participatie kunt inzetten. Bedenk wel: je zou hier een boek over kunnen schrijven. Letterlijk. Dus we raken het hier slechts kort aan.

1. Autonomie

Weerstand kan voortkomen uit het gevoel de controle te verliezen. Het is nogal wat als een organisatie jouw leefomgeving wil beïnvloeden! Door bewoners keuzes en perspectief te bieden, geef je ze de controle terug en krijgen ze weer regie over hun leven.

Bij een sloop- en nieuwbouwproject werkt dat zo: communiceer duidelijk over de keuzes die bewoners wél hebben. Bijvoorbeeld dat ze mee kunnen denken over het Sociaal Plan. En daar ook voor of tegen kunnen stemmen. Ook omwonenden kun je tot op zekere hoogte autonomie bieden. Baken de participatieruimte heel duidelijk af: wat ligt vast en wat niet. Wellicht dat zij hun uitzicht en privacy verliezen door de komst van de nieuwbouw. Geef dan bijvoorbeeld aan dat de hoogte van de nieuwbouw vaststaat, maar dat ze wel mogen meedenken over de ligging van de balkons van het nieuwe gebouw. En blijft de weerstand dan toch megagroot, koppel dan terug naar bestuurlijk niveau. Wellicht moet er dan een andere participatieruimte gedefinieerd worden.

2. Actief luisteren

Op weerstand reageren met nog meer weerstand werkt als olie op het vuur. Ook het niet erkennen van bezwaren (‘als we het niet benoemen dan is het er niet’) zorgt vaak alleen maar voor nóg meer wantrouwen en opstandigheid. Door (oprecht!) inlevingsvermogen te tonen en actief te luisteren naar zorgen en bezwaren kan weerstand worden verminderd. Ook al veranderen de plannen hier niet door.

Zeker als bewoners bezorgd of boos zijn als ze het bericht hebben gehad over de sloop van hun woning, is het belangrijk inlevingsvermogen te tonen en actief te luisteren zodat mensen zich gehoord voelen. Organiseer bijvoorbeeld een spreekuur waarin bewoners en omwonenden hun zorgen en bezwaren kunnen uiten. Zorg dat de medewerkers die het spreekuur doen, empathisch zijn maar tegelijkertijd ook goed kunnen uitleggen waarom de plannen nodig zijn.

3. Altercasting

Altercasting is een techniek waarbij je de doelgroep in een bepaalde sociale rol plaatst, wat vervolgens de kans verhoogt dat de doelgroep ook gedrag dat past bij die sociale rol gaat vertonen.

Een voorbeeld: oudere bewoners moeten als gevolg van sloop-nieuwbouwplannen min of meer gedwongen van hun eengezinswoning naar een seniorenappartement verhuizen. Je kunt deze bewoners dan aanspreken op hun rol als ouder, oma of als betrokken bewoner die het belangrijk vindt dat (hun) kinderen en jonge gezinnen een woning hebben. Vervolgens geef je aan dat ze hun steentje kunnen bijdragen aan datgene wat ze belangrijk vinden, door ruimte te maken voor de nieuwe, jongere generatie.

4. Aanbieden van zekerheiden en garanties

Angst voor onrecht of misleiding is een belangrijke oorzaak van weerstand. Geef daarom zoveel mogelijk zekerheid aan bewoners: denk aan het communiceren over wat er sowieso niét zal gebeuren. Ook het bieden van garanties helpt om angst bij bewoners weg te nemen. Zelfs al hebben bewoners weinig vertrouwen in jou als organisatie, deze zekerheden bieden een stukje houvast (“In ieder geval krijgen we…”) wat de kans op weerstand verkleind.

5. Ambassadeurs

Een gouden regel uit de gedragswetenschap: wié iets zegt is minstens zo belangrijk als wát er wordt gezegd. Is er veel weerstand tegen jou als organisatie of gemeente? Ga dan op zoek naar iemand – denk aan een bewoner die geliefd is in de wijk – die wél achter het proces staat en die wil helpen om met de bewoners te communiceren. Of verzin een andere ambassadeur. Zoals onze Drs. P(arkeren), die je hieronder ziet. Dit icoon hielp ons zo’n 20 jaar voor het eerst bij een participatietraject over parkeren. En heeft dat daarna nog verschillende keren gedaan. Als het toch over parkeren gaat, dan heb je toch liever een lachende uitnodiging. Wedden dat ineens mensen meer openstaan voor een gesprek?

Kijk met een gedragsbril naar je participatietraject

Hierboven heb ik weer enkele gedragstechnieken besproken die als Haarlemmerolie kunnen werken voor een gewaardeerd participatietraject. Dat gezegd hebbende: het is natuurlijk belangrijk dat je niet zomaar gedragstechnieken op een participatietraject plakt, maar écht kijkt waar bewoners staan, met wat voor soort weerstand je te maken hebt en waar bewoners behoefte aan hebben. Besef ook, dat hier niet bewust mee omgaan of zelfs verkeerde keuzes maken een averechts effect op de resultaten van de participatie heeft.

 

Michel Buhrs, directeur Bureau Buhrs & Behaviour Club

Deel 1: De psychologie van (bewoners)participatie

Ge­drags­ken­nis in de par­ti­ci­pa­tie­prak­tijk: Een volgende stap in het op­ti­ma­li­se­ren van par­ti­ci­pa­tie­pro­ces­sen

Hij is er eindelijk: de Omgevingswet. Simpel gezegd houdt deze wet in dat de overheid de fysieke leefomgeving meer in samenspraak met de samenleving inricht. Burgerparticipatie komt hiermee weer hoger op de agenda van burgers, bouwers, beleidsmakers én bestuurders. Over de beste inzet van participatie wordt al decennia nagedacht, met vallen en opstaan. Zoals altijd is de praktijk weerbarstiger dan de theorie. Participatietrajecten eindigen nog vaak met partijen die (nog meer) tegenover elkaar staan. Hoewel er een aantal goede methodieken is om dit soort processen in goede banen te leiden (o.a. van Bureau Buhrs), wordt er in praktijk jammerlijk nog nauwelijks gebruik gemaakt van gedragswetenschappelijke kennis. In deze blog gaan we verder in op burgerparticipatie en hoe die gedragswetenschappelijke kennis de effectiviteit kan bevorderen van een burgerparticipatietraject.

Van prehistorie tot participatie

Sinds Nobelprijswinnaar (2002) Kahneman korte metten maakte met het idee van de rationeel calculerende mens, is het negeren van gedragspsychologie een doodzonde. Want heel veel inzichten uit de psychologie kunnen goed verklaren waarom sommige aanpakken wel of niet werken. Meer dan 90% van onze beslissingen nemen we bijvoorbeeld op de automatische piloot, systeem 1 volgens Kahneman. En dus helemaal niet rationeel (systeem 2). Ook overschatten we vaak het effect dat 300 miljoen jaar evolutie op onze hersenen heeft gehad. Onze hersenen staan namelijk nog steeds ingesteld op vluchten, pijn vermijden, snelle bevrediging, eten, bij de groep blijven en je krachten sparen voor een volgende ramp. Dus de opdrachtgever die bij een controversieel onderwerp nog steeds zegt dat je de zaal in het begin even moet laten uitrazen, zodat je daarna rustig op basis van argumenten met de mensen kunt praten; die heeft het nog steeds niet begrepen. Als een persoon gaat brullen, brult de rest makkelijker mee. En waarom zouden ze dan ophouden? Ze maken je liever meteen af zodat het gevaar geweken is. Net als bij die leeuw vroeger. Wij moeten hier dus slimmer mee omgaan.

Waarom werkt het niet?

Voor projectleiders, initiatiefnemers, beleidsmakers en communicatie- en participatieadviseurs zijn er een aantal wetmatigheden die ze in bijna alle participatietrajecten tegenkomen. Een flink aantal van die hick-ups zijn te verklaren vanuit de psychologie. Niet dat je met die constatering in eerste instantie direct iets opschiet. Behalve dat je kunt zeggen dat het in ieder geval niet aan jouw aanpak gelegen heeft, maar aan de hersenen van de doelgroep.

Gelukkig biedt de psychologie ook haakjes voor verbetering. Maar nu eerst even een aantal van de hindernissen die je vaak zult tegenkomen.

Mensen zijn lui: ik ken niet veel participatieadviseurs die dit zullen zeggen over hun participatiedoelgroep (gelukkig). Maar evolutionair zijn we er eenmaal op gericht om moeite en energie te besparen. We kunnen maar beperkte fysieke en mentale energie opbrengen, dus waarom zouden we naar die participatiebijeenkomst gaan? Misschien moeten we morgen wel uren en uren lopen voordat we wat te eten vinden.

Verliezen is extra balen: niemand houdt ervan te verliezen, maar we vinden verliezen ook een stuk erger dan dat we winnen leuk vinden. Als we moeten gokken en we kunnen twee euro’s winnen of er een verliezen, dan kiest de meerderheid van de mensen ervoor om maar helemaal niet te gokken. Bekend is ook dat als eenmaal iets van ‘ons’ is dat we er ook meteen meer waarde aan toekennen. We schatten de prijs van een gekregen koffiebeker hoger in dan van diezelfde beker in de winkel. Kortom: we willen houden wat we hebben. Dat hebben we liever dan het risico te lopen dat als je iets moois krijgt voorgeschoteld, het dan uiteindelijk kan tegenvallen en minder goed is dan wat je in de eerste instantie had. Spijt is een ervaring die we met alle mogelijkheid willen voorkomen. ‘Oh, dus daarom is het altijd zo moeilijk om mensen te overtuigen van al mijn mooie vernieuwingsplannen’, zal je nu denken.

Ik en de groep: voordat we zelf een besluit nemen, kijken we toch vaak even om ons heen of ‘ons soort mensen’ dezelfde besluiten neemt. We willen niet graag de stam uitgegooid worden. Want dan sta je in je eentje tegen die leeuw te vechten. Dus daar gedragen we ons in de regel naar. Zowel in het positieve als in het negatieve. Dit verklaart gelijk waarom het even laten uitrazen van de zaal geen goed idee is.

Weerstand: het omgaan met weerstand is een hele aparte tak binnen de gedragspsychologie, zoveel valt er over te vertellen. Weerstand kan rationeel zijn: ‘Ik heb me goed verdiept in de herstructurering en ik vind het een slecht idee.’ of emotioneel: ‘Hoezo moet ik m’n huis uit? Bepaal jij dat?’. Er is zoveel over weerstand te vertellen dat we hier ons volgende blog, uit de reeks psychologie van (bewoners)participatie, aan wijden.

Tactieken: hoe participatie wel werkt

Heb je al lezende de moed al een beetje opgegeven? Nergens voor nodig, we kunnen namelijk goed inspelen op dit oerbrein. Hoe moet je dan wel communiceren over en de participatie inrichten voor vernieuwingsplannen? Gelukkig is dat ook minder moeilijk dan het lijkt. Althans op papier… In de praktijk hebben we namelijk allereerst met ‘onszelf’ als opdrachtgevers te maken. Alleen zijn we als opdrachtgevende partijen vaak geneigd onszelf of onze opdracht te overschatten. We denken dat onze opdracht zo belangrijk, mooi, urgent etc. is dat de mensen vanzelf wel met ons proces mee gaan doen en het ook allemaal fantastisch gaan vinden. Wij hebben namelijk heel lang over de voor en tegens nagedacht. En echt het beste met iedereen voor… Daarom accepteren we ook dat we de processen wat laat aankondigen en in niet zo leuke ruimtes organiseren met een verkeerde opzet. En de materialen die moesten inhoudelijk zo goed zijn (en politiek gedekt) dat we er tot aan het laatst aan werken, zodat we het net niet op tijd hebben kunnen toetsen bij de doelgroep. Maar we accepteren dit omdat het nu eenmaal zo belangrijk is.

Alleen… dan krijgen we tijdens de participatietrajecten toch vaak de deksel op de neus. Men komt niet opdagen, wordt boos, geeft de ongewenste reactie, heeft kritiek op de ‘moeilijke’ presentatie en de korte voorbereidingstijd. Oké. Hoe moet het dan wel? Hieronder presenteer ik een top 5 oplossingsrichtingen. No size fits all, maar de gedragswetenschap en ik zijn ervan overtuigd dat het werkt!

1. Maak het nieuwe minder eng

Vernieuwing is eng. Ten minste, voor een heel grote groep mensen. Laat mensen daarom voorzichtig ‘ruiken’ aan de vernieuwing. Inderdaad, door bijvoorbeeld dat reisje naar een andere stad waar hetzelfde probleem goed is opgelost. Of vernieuw in stapjes en geef de ‘garantie’ dat bepaalde aspecten bewaard blijven in de vernieuwing. Of laat de vernieuwing lijken op iets wat toch al bekend is. We bouwen nog steeds, niet voor niets, in jaren ‘30 stijl. Ook helpt het om op korte termijn iets te verbeteren, te vernieuwen. Hierdoor wordt vernieuwing van een abstract begrip een tastbaar feit.

2. Maak het makkelijk

Makkelijk maken, daar zijn we niet goed in. We gaan uit van veel voorkennis, inlevingsvermogen en motivatie. Maar als mensen minder energie hoeven aan te spreken om mee te doen, dan zullen ze dat ook eerder doen. En met betere input komen. Bij de hele ‘klantreis’ van het participatietraject moet je je afvragen: Kan dit makkelijker? Zowel het proces als de inhoud. Makkelijker maken kan door het proces in kleinere mootjes te hakken, een leuke locatie vlak bij huis te kiezen voor bijeenkomsten, begrijpelijke taal te spreken en schrijven (B1), en diverse vormen van interactie organiseren: zowel fysiek als digitaal.

3. Maak het leuk

Als we ergens plezier aan beleven, dan vinden we het ook minder erg om er moeite voor te doen. Het is niet voor niets dat ‘gamification’ zo’n enorme vlucht neemt. Dus waarom een saaie vraag-en-antwoord-avond, als je er ook met groepjes een spelletje van kunt maken. Of verschillende straten met elkaar de strijd kunt laten aangaan. Ook digitaal. Het is wel belangrijk om bezwaren te erkennen. Maar als dit eenmaal gebeurd is, lijkt een creatieve methode een prima weg om met elkaar in gesprek te gaan.

4. Minder of andere keuzes

In de marketing is het een bekend feit. Te veel aanbod van verschillende soorten soep, leidt tot afname van het totaal aan verkochte soepen. Te veel keuze leidt tot keuzestress en dat willen we niet. Dan kiezen (participeren, veranderen) we misschien liever helemaal niet. Dus: ‘Hoe ziet u onze buurt in 2044’, is voor veel mensen een vraag waarmee ze niet zoveel kunnen. Maar de keuze ‘speeltoestellen óf parkeerplaatsen’ in de buurt is al een stuk concreter.

5. Maak het wel iets voor hen

Tot slot, beleids- of participatieprocessen kunnen niet het gewenste resultaat hebben omdat mensen zich als groep niet aangesproken voelen. ‘In deze wijk doen wij het nu eenmaal anders.’ ‘Wij rijden hier nu eenmaal graag hard.’ ‘Broccoli eten ze maar in de grachtengordel. Wij houden van vlees met patat.’ Tactieken die hier kunnen werken zijn het ‘reframen’ van de groep. De hardrijders worden aangesproken als ouders. Patateters als toekomstige topsporters. Of maak zichtbaar dat er mensen uit de groep zijn die wel het gewenste gedrag vertonen. ‘Ome Henk is er elke participatieavond bij. Hij heeft een enorme positieve inbreng.’ (Helemaal interessant wordt het als Ome Henk toevallig een bekende TV-persoonlijkheid is.) Of: ‘Al driehonderd buren uit de wijk hebben de enquête ingevuld.’.

Zijn er meer dan 5 tactieken? Jazeker! Maar ook hier geldt: het is beter om het in brokken in je op te nemen. Als iedereen met bovenstaande 5 punten serieus aan het werk gaat, zal elk participatietraject enorm verbeteren.

Daarom nemen we je in deze blogreeks telkens mee naar een ander aspect van de psychologie van bewonersparticipatie. In de volgende blogs zullen we bespreken hoe je de acceptatie van onpopulaire besluiten kunt verhogen en hoe je kunt omgaan met weerstanden. Blijf dus zeker op de hoogte van waardevolle inzichten en praktische tips in onze komende blogs!

Michel Buhrs, directeur Bureau Buhrs & Behaviour Club

Gedragskennis in de participatiepraktijk

Gedragskennis in de participatiepraktijk: Een volgende stap in het optimaliseren van participatieprocessen

Naar verwachting treedt de Omgevingswet 1 januari 2024 in. Simpel gezegd houdt deze wet in dat de overheid de fysieke leefomgeving meer in samenspraak met de samenleving inricht. Burgerparticipatie komt hiermee weer hoger op de agenda van burgers, bouwers, beleidsmakers én bestuurders. Over de beste inzet van participatie wordt al decennia nagedacht, met vallen en opstaan.  Zoals altijd is de praktijk weerbarstiger dan de theorie. Participatietrajecten eindigen nog vaak met partijen die (nog meer) tegenover elkaar staan. Hoewel er een aantal goede methodieken is om dit soort processen in goede banen te leiden (o.a. van Bureau Buhrs), wordt er in praktijk jammerlijk nog nauwelijks gebruik gemaakt van gedragswetenschappelijke kennis. In deze blog gaan we verder in op burgerparticipatie en hoe die gedragswetenschappelijke kennis de effectiviteit kan bevorderen van een burgerparticipatietraject.

Burgerparticipatie wordt voor allerlei doeleinden in gezet. Denk aan de vernieuwing van een woonwijk of een speelplaats. Of het opstellen van een Transitievisie warmte of een Structuurvisie. Participatie wordt dus voor zowel grote als kleine trajecten ingezet. Zowel voor beleidsontwikkeling als voor uitvoering van een project. Gedrag en mensen spelen in alle trajecten een essentiële rol. Het is daarom eigenlijk heel logisch om gebruik te maken van gedragswetenschappen.

In deze blog nemen we een fictief eenvoudig participatietraject als uitgangspunt: de herinrichting van een buurtplein. Algemeen geldt hier dat een buurtplein van iedereen is, dus iedereen in de buurt moet de kans krijgen om de wensen, ideeën en behoeften te delen. En, als je bij het inrichten van een buurtplein met speelplaats de mening van bijvoorbeeld jongeren en ouders met jonge kinderen niet ophaalt, mis je natuurlijk de doelgroep die er het meeste gebruik van zal maken. Daarnaast zijn laaggeletterden en inwoners met een migratieachtergrond vaak onderdeel van de doelgroepen. Taal en beeld moet ook goed bij hen aansluiten. Bij laaggeletterden is het belangrijk dat de taal eenduidig en helder is en dat het beeld hen helpt de boodschap beter te begrijpen (1). Bij inwoners met een migratieachtergrond is het van belang dat zij voelen dat de boodschap ook voor hen bedoeld is en hun mening ook meetelt.

Zoals gezegd is er vanuit de gedragswetenschap veel waardevolle kennis beschikbaar om een diverse doelgroep goed te betrekken bij en te enthousiasmeren voor een participatietraject. Hieronder beschrijven we één voor één de stappen van een mogelijk participatieproces bij het herinrichten van het buurtplein. Bij elke stap beschrijven we – uiteraard niet uitputtend – relevante kennis uit de gedragswetenschap die ingezet kan worden.

Gedragswetenschap en handelingsperspectieven per stap

Stap 0: De voorbereiding

Voordat je aan de slag gaat met het opzetten van een participatietraject is het van belang om je te verdiepen in de geschiedenis van het project. Hoe ziet de omgeving eruit? Welke doelgroepen werken en leven in de omgeving? En, welke belangen spelen er? (wil je meer weten over het voorbereiden en organiseren van participatie? Lees dan onze methodiek De burger is ook een mens)

Stap 1: Uitnodigen via brief

Bij elk burgerparticipatietraject is het van belang om allereerst een grote doelgroep van inwoners, lokale ondernemers of andere belanghebbenden te bereiken en enthousiasmeren. Hier zit direct al een grote uitdaging. De ervaring leert namelijk dat vaak slechts een bepaalde doelgroep geïnteresseerd is in participatiebijeenkomsten. Dit zijn vaak oudere, gepensioneerde, betrokken inwoners van Nederlandse afkomst. Uiteraard is hun mening van belang, maar we missen zo wel een grote groep potentiële participanten. Denk aan jongeren, ouders met jonge kinderen, laaggeletterden, mensen met een migratieachtergrond en zo kunnen we nog wel even doorgaan.

Het doel van een eerste brief over het participatietraject is mensen te informeren, enthousiasmeren en motiveren te participeren in het traject. Informeren is vrij vanzelfsprekend, vertel bijvoorbeeld kort in heldere taal wat het traject inhoudt, wat je van deelnemers vraagt en hoeveel participatieruimte er is. Voor het enthousiasmeren en motiveren is er een aantal interessante technieken te gebruiken.

Altercasting
Bij altercasting projecteer je een sociale identiteit op een persoon, hierdoor is de kans groter dat deze het gedrag laat zien dat past bij deze sociale identiteit (2).

In een brief over participatie voor een buurtplein (met speeltoestellen) kan je bewoners aanspreken op hun rol als (groot)ouder, oudere broer/zus of een ander familielid dat zorg draagt voor een jong kind. Daarbij kan je benadrukken dat zij als verantwoordelijke, betrokken gezinsleden de stem van het jonge kind kunnen vertegenwoordigen. Zo benadruk je niet alleen die rol maar geef je ook direct aan welk gedrag zij kunnen vertonen om deze rol te vervullen, namelijk naar de participatiebijeenkomst gaan en actief bijdragen, niet voor ons (de afzender) maar voor het jonge kind.

Waargenomen schaarste
Waargenomen schaarste is een sterke motivator, het zorgt ervoor dat we een product/dienst/mogelijkheid meer begeren of verlangen dan wanneer schaarste niet benadrukt wordt (3). Denk aan de welbekende aanbiedingen: “slechts voor beperkte tijd beschikbaar” of “op is op”. In een brief over burgerparticipatie voor een buurtplein kan je benadrukken dat de mogelijkheid tot participeren maar voor een beperkte tijd is of voor een beperkt aantal deelnemers beschikbaar is.

Gemak: naar de volgende stap
Nu je toch de aandacht te pakken hebt, communiceer je ook direct over de volgende stap, bijvoorbeeld de digitale flitspeiling (vragenlijst). Door het gewenste gedrag makkelijk te maken verhoog je de kans dat het gedrag daadwerkelijk wordt vertoond. Maak het invullen van de digitale flitspeiling gemakkelijk door de mogelijkheid om het direct in te vullen, via bijvoorbeeld een QR-code of een simpele link in de brief.

Stap 2: Flitspeiling

Een eerste participatieactiviteit kan een digitale flitspeiling zijn. Ook hierbij kan je gebruik maken van gedragswetenschappelijk kennis om te zorgen dat de flitspeiling door zoveel mogelijk mensen ingevuld wordt.

Wederkerigheid
Het principe van wederkerigheid veronderstelt dat wanneer we een gunst ontvangen wij de neiging hebben om deze terug te geven. Denk aan de gratis bloem die je van Hare Krishna’s ontvangt voordat zij je om een donatie vragen.

Bij een flitspeiling over een buurtplein/speelplaats kan je een winactie organiseren waarbij deelnemers kans maken op een gratis (kindervriendelijk) cadeau. Je kan ook een (klein) cadeau uitdelen aan alle deelnemers, zoals een kleurplaat. De kleurplaat kan ook ingezet worden als participatiemiddel. Zo vergroot je de kans dat deelnemers (ontvangers van het cadeau) jouw gunst terug willen geven, door de flitspeiling in te vullen of deel te nemen aan de participatiebijeenkomst.

Sociale bewijskracht
Mensen zijn sociale wezens en de behoefte om bij een groep te horen is één van onze grote drijfveren. Dit effect is nog groter wanneer wij een gelijkenis ervaren tussen ons en de groep, bijvoorbeeld op basis van leeftijd, leefstijl of culturele achtergrond. Door tussentijds te communiceren over de aantallen en demografie (jongeren, ouderen, e.d.) van de deelnemers van de flitspeiling kan je het aantal deelnemers verhogen. Men wil graag bij de participerende groep aansluiten.

Commitment en consistency
Als mensen hebben we allemaal de behoefte om consistent te zijn in onze woorden en daden. Wanneer we een bepaalde belofte maken zijn we gemotiveerd om ook gedrag te vertonen dat hierop aansluit, ook al hebben we daar misschien geen zin meer in.

Door aan het einde van de flitspeiling de mogelijkheid te bieden tot aanmelding voor de participatiebijeenkomst lok je een belofte uit, waardoor je het aantal deelnemers verhoogt. Je maakt het gewenste gedrag ook weer gemakkelijk doordat deelnemers van de flitspeiling zich direct kunnen aanmelden voor de participatiebijeenkomst. Hierdoor verhoog je de kans op aanmelding.

Stap 3: Verdere werving

Als je onze bovenstaande tips hebt gevolgd, heb je al een aantal keer gecommuniceerd over de flitspeiling en de participatiebijeenkomst en vast al een aantal aanmeldingen ontvangen. Voor de werving van de bijeenkomst maken we vaak gebruik van laagdrempelige middelen zoals flyers en sociale media berichten. Hierbij is het uiteraard handig om gebruik te maken van de eerder omschreven gedragstechnieken zoals altercasting, schaarste, sociale bewijskracht, etc. Daarbij kan je ook gebruik maken van een aanvullende theorie.

Sociale rolmodellen
De social modelling theorie van Bandura (4) gaat ervan uit dat we leren door te observeren. Dit effect is groter als we een gelijkenis ervaren met de persoon die wij observeren. Bij dit participatietraject willen we met name ouders met jonge kinderen betrekken. Door beelden te gebruiken van de doelgroep kan je zorgen dat zij het doelgedrag (naar de participatiebijeenkomst gaan) eerder uit zullen voeren. Wil je een specifieke sub-doelgroep bereiken zoals ouderen of bewoners met een migratieachtergrond? Maak dan gebruik van beelden waar zij ook in staan.

Stap 4: Participatiebijeenkomst(en)

Afhankelijk van wat er speelt in een buurt of wijk kunnen er verschillende belangen een rol spelen tijdens participatietrajecten. Nu komt auteur  dr. Bert Pol (5) de eer toe dat hij al zo’n 25 jaar roept dat het vaak niet zo’n goed idee is om verschillende belangen bij elkaar te brengen in plenaire participatiebijeenkomsten. Onder andere omdat dan de mensen met de grootste mond als voorbeeld dienen voor de rest. Het is al helemaal niet zo’n goed idee dus om ‘tegenstanders’ eerst maar eens flink te laten spuien, zoals vaak als gouden regel wordt gepresenteerd. Daar is de gedragspsychologie heel duidelijk over.

Tijdens de participatiebijeenkomst kan je gebruik maken van verschillende gedragstechnieken, deze zijn afhankelijk van wat er speelt binnen de wijk, buurt of het specifieke traject. Is er bijvoorbeeld veel weerstand? Dan maak je gebruik van andere technieken dan wanneer bewoners al erg enthousiast zijn. We gaan er hier vanuit dat bij participatie over het buurtplein een participatiebijeenkomst wel een goede keuze is omdat het geen felomstreden onderwerp is zoals bijvoorbeeld de bouw van een serie nieuwe windmolens kan zijn. (*)

Participatiebijeenkomst  en creativiteit

Allereerst zijn er tal van technieken om ons even ‘uit ons rationele brein’ te krijgen en in de flow te komen voor creativiteit. Een klein spelletje vooraf is vaak al voldoende. Een van de zaken die daarna vaak voorkomen, maar je absoluut niet wilt, is dat tijdens brainstormen direct feedback gegeven wordt. Je krijgt vragen of reacties zoals ‘ja leuk, maar hoe doen we dat dan?’ of, ‘dat is veel te duur’. Dit voorkom je door het brainstormproces in 2 fasen op te splitsen:  namelijk de divergentie (idee-generatiefase) en de convergentie (idee-evaluatiefase).

Heel concreet houdt deze aanpak in dat je voor de (koffie)pauze alleen maar ideeën bedenkt en na de pauze pas ideeën beoordeelt, selecteert en verder uitwerkt. Zo voorkom je de eerder genoemde vragen over de uitvoering en kosten die jouw creativiteit stilleggen. Met deze aanpak bedenkt een groep makkelijk 50-100 of zelfs meer ideeën in een uur tijd, ten opzichte van 10 tot 20 op de traditionele manier (6).

Aan het eind van een participatietraject is het natuurlijk essentieel dat je tijdig en goed terugkoppelt wat er waarom gekozen is en wat er met (andere) input wel/niet is gedaan. Een goede terugkoppeling bevestigt je autoriteit, geloofwaardigheid etc. En omgekeerd natuurlijk.

Samenvatting

Burgerparticipatie komt steeds hoger op de agenda van burgers, bouwers, beleidsmakers en bestuurders. Het is daarom van belang om te zorgen dat burgers enthousiast en gemotiveerd  worden om mee te denken en werken aan plannen van de overheid en andere initiatiefnemers. Enkel het organiseren van burgerparticipatiebijeenkomsten blijkt in de praktijk vaak onvoldoende om een diverse doelgroep te kunnen betrekken, en een goede gedachtewisseling te kunnen hebben. Kennis uit de gedragswetenschap kan hiervoor een oplossing bieden, bij iedere stap van het participatieproces. Zorg bijvoorbeeld dat je bij de eerste uitnodiging en verdere werving gebruik maakt van principes zoals sociale bewijskracht, sociale rolmodellen of waargenomen schaarste. Bij de digitale flitspeiling kan je een belofte uitlokken om deel te nemen aan de participatiebijeenkomst en de aanmelding zo gemakkelijk mogelijk maken. Dit zorgt er allemaal voor dat de kans dat inwoners willen participeren groter wordt. Maar ook tijdens de participatiebijeenkomst kan je gebruik maken van technieken om weerstand te kanaliseren of creativiteit te bevorderen, bijvoorbeeld door de brainstorm op net een andere manier in te steken.

Wil jij ook aan de slag met burgerparticipatie en kan jij hier wel wat hulp bij gebruiken? Neem dan contact op met info@bureaubuhrs.nl. Bureau Buhrs is een ervaren participatie- en communicatiebureau en initiatiefnemer van Behaviour Club.

Michel Buhrs (Bureau Buhrs, Behaviour Club)
Odysha Champatsang (Behaviour Club)

Ps. U kunt onze participatiemethodieken – De burger is ook een mens, Gestructureerde onzekerheid en de Participatiewijzer gratis aanvragen via info@bureaubuhrs.nl

Bronnen

  1. Behaviour Club. (2022). Communicatie, gedrag en laaggeletterdheid [White paper].
  2. Weinstein, E.A., & Deutschberger, P. (1963). Some dimensions of altercasting. Sociometry, 26, 454-466.
  3. Cialdini, R. (2021). Harper Colins.
  4. Bandura, A. (1977). Social Learning Theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.
  5. Pol, B. Swankhuisen, C. (2020). Overheidscommunicatie: een gedragswetenschappelijke aanpak. (3). Coutinho.
  6. (z.d.). Brainstormen: Van veel ideeën naar een topidee. De basisprincipes van Osborns brainstormmethode. Brainstorm. Geraadpleegd op 25 oktober 2022, van https://www.brainssstorm.com/van-veel-ideeen-naar-een-topidee-de-basisprincipes-van-osborns-brainstormmethode/

(*) Toch kan het dat zelfs bij een leuk onderwerp zoals het ontwerpen van een buurtplein weerstand ontstaat. Mensen hebben misschien het gevoel dat hun mening toch niet meetelt of dat de gemeente geld uitgeeft dat beter besteed kan worden aan iets anders. Wil je meer weten over hoe je met weerstand om kunt gaan? Houdt dan onze blogs in de gaten. Binnenkort delen we een blog over participatie en weerstand.

Acceptatie of weerstand na bestuurlijke besluitvorming

Gedragskennis kan helpen de publieke respons op beleidsveranderingen te voorspellen. Steeds meer gedragskundig onderzoek laat dat zien. Er wordt naar mijn mening ‘het publiek’ of ‘de burger’ nog steeds te veel over één kam geschoren. Want ‘het publiek’ bestaat uit verschillende burgers die verschillend op beleidsveranderingen kunnen reageren. Zo accepteert de ene burger nieuw beleid wel zonder slag of stoot, terwijl de andere burger er vol tegenin gaat. Daarom pleit ik ervoor bij gedragskundig onderzoek ook te werken met belevingswerelden van mensen. Dit maakt voorspelling van acceptatie of weerstand tegen beleid weliswaar diffuser, maar ook (nog) realistischer. En is dus in de praktijk beter bruikbaar. Hieronder onderbouw ik dat.

Vertrouwen of wantrouwen

Op besluiten van bestuurders voor nieuw beleid volgen vaak publieke reacties. Mensen vertonen instemming, twijfel of ronduit weerstand. Welke reactie ze vertonen, is vaak vooraf te voorspellen blijkt uit onderzoek. (Zie vooral D. Proudfoot en A.C. Kay 2014) Vooral bij restrictief beleid -maatregelen die de vrijheid van mensen inperken of ze bepaald gedrag willen opleggen – blijkt de wijze waarop het wordt gepresenteerd de mate van acceptatie te voorspellen. Het blijkt dat rationalisme – het accepteren of beredeneerd goedpraten- van restrictief beleid door burgers vooral gebeurt bij beleid dat wordt gepresenteerd als permanent en onveranderlijk. Beleid waarbinnen dus geen ruimte is voor aanpassing. Een logische conclusie is dus het ontstaan van weerstand tegen beleid dus het gevolg is van het tegenovergestelde! Het gedoe en de discussies rondom de avondklok, lijken deze conclusies volmondig te bevestigen.

Wetenschappelijk is bewezen dat mensen restrictief beleid vaak accepteren omdat ze als grondhouding vertrouwen (willen) hebben in het bestuurlijk systeem waaronder ze leven. Mensen houden nu eenmaal het liefst van status quo. Als we uitgaan van deze conclusies is het dus aan te bevelen om beleidsveranderingen te framen als ondersteunend aan het huidige systeem. En het nieuwe beleid te brengen als vaststaand, zonder twijfels vanuit het bestuur.

Weerstand

Wil je debat uitlokken, dan is het devies beleid te presenteren als iets (nog) niet vaststaat. De gewenste discussie die dan ontstaat resulteert echter dan vaak en helaas vooral in weerstand. Weerstand is een sterke response en vaak het gevolg als mensen in hun autonomie of vrijheid worden beknot. Die weerstand groeit of wordt sterker als er ruimte is, of lijkt te zijn, om de beknotte ruimte terug te winnen. (Vaak misschien weer ten koste van de vrijheid van anderen…) Ook blijkt dat hoe langer je mensen de tijd geeft om na te denken over het nieuwe beleid, met daarbij zicht op twijfel bij beleidsmakers, hoe groter de kans op weerstand is. Ook bij mensen die aanvankelijk wel ‘voor’ waren.
Dit is een ervaring die veel beleidsmakers, actief in lange beleidstrajecten, kunnen bevestigen. Het behoort zelfs tot beproefde onderzoeks- en interviewtechnieken: mensen stemmen veel eerder in met een beleidswijziging als ze snel ja of nee moeten antwoorden, dan als ze uitgebreid hun antwoord kunnen overwegen. Dit is één van de verklaringen waarom verkennende onderzoeken toch niet altijd goede voorspellers zijn. Over echte maatregelen kunnen mensen nu eenmaal langer nadenken.

Meer lezen? Klik hier voor het hele artikel.

Michel Buhrs, directeur Bureau Buhrs & Behaviour Club

Energietransitie? Trek de burger aan boord!

De Nederlandse burger gaat op dit moment (nog) niet mee in het enthousiasme van bestuurders en experts om het crisisherstel te koppelen aan de energietransitie. Er is (meer) vertrouwen bij de burger nodig willen de geplande investeringen het gewenste resultaat leveren. Van ‘bovenaf’ is er de wens om in het crisisherstelprogramma meer in te zetten op verduurzaming. Inmiddels wordt daad bij woord gevoegd met o.a. de lancering van het Wopke-Wiebes-fonds. Van ‘onderop’ klinken echter twijfels en groeit de weerstand. De energietransitie-opgave zaait tweespalt bij ‘de burger’ die uiteindelijk in actie moeten komen. Bureau Buhrs heeft haar beproefde participatiemethodiek ‘De burger is ook een mens’ toegespitst op deze opgave om overheden te helpen met een effectieve participatieaanpak om zo hun burgers aan boord te trekken.

Het juiste moment?

De term ‘never waste a good crisis’  horen we al enkele maanden. In deze vreemde tijd moeten we dingen die we normaal vonden op een andere manier bekijken. Bijvoorbeeld: meer letten op de toekomstbestendigheid van ons economische systeem en onze maatschappelijke structuren. Jan Jonker, emeritus hoogleraar duurzaam ondernemen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, verwoordde het in de duurzame troonrede die hij vorige week op Duurzame Dinsdag uitsprak als volgt:  ‘Niet terug naar ‘economy as usual’, maar een nieuwe route kiezen op weg naar een economie waarin onze prachtige planeet en moedige mensen gezond en houdbaar samen kunnen leven.’ Hij heeft het ook over de moed die we op het moment met zijn allen tonen om samen de huidige crisis het hoofd te bieden.  Terecht brengt hij dan ook sociale duurzaamheid onder de aandacht. Want we moeten het samen (kunnen) doen. En daar zit volgens Bureau Buhrs de grootste opgave.

De ‘top’ versnelt

Veel politici, beleidsmakers en wetenschappelijke kopstukken zien het geven van extra middelen voor de energietransitie als kans voor economisch herstel en willen zo voorkomen dat we een nog grotere en nog meer ingrijpende crisis het hoofd moeten bieden.  De heer Nijpels stelde dan ook in de media dat hij verwacht dat een substantieel deel van het ‘Wopke-Wiebes-fonds’ dat afgelopen maandag 7 september werd gepresenteerd, besteed gaat worden aan investeringen in o.a. de verduurzaming van woningen. Gunstige berichten voor de energietransitie zou je denken.

De burger blijft achter

Maar ook andere berichten vallen op: het Planbureau voor de Leefomgeving kwam enkele weken geleden met het nieuws dat onderzoek uitwijst dat de terugverdientijd van veel verduurzamingsmaatregelen voor de meeste huiseigenaren te lang is. ‘Verduurzamen is te duur’ kopten de media en op social media trompetterden de tegenstanders. Onderzoek van Peil.nl – in opdracht van klimaatstichting Hier – naar het draagvlak voor aardgasvrij wonen, laat de tweedeling zien die rond de energietransitie ontstaat. Bijna 1/5 van de ruim 5000 ondervraagde Nederlanders heeft de afgelopen maanden zijn mening bijgesteld. De ene helft vindt dat we extra moeten investeren, de andere dat we ons geld nu beter kunnen gebruiken. Daarbij zet,  los van de relatie met de coronacrisis, de in 2017 gestarte afname van het draagvlak door.  Duidelijk is dat een groot aantal Nederlanders (nog) niet wil meedoen.

De burger aan boord trekken

De ‘top’ en ‘down’ ontwikkelingen staan zo te zien haaks op elkaar. Tel daar nog mee op dat mensen die ‘helemaal geen vertrouwen in de overheid’ meer hebben hun stem steeds luider laten horen. En de burger is juist degene die uiteindelijk in actie moet komen om de doelen van de energietransitie te halen. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert in het tweejaarlijkse rapport ‘De Balans van de Leefomgeving’ dat beleid m.b.t. de grote (aan de klimaatverandering gerelateerde) opgaven alleen succes kan hebben als burgers meer betrokken worden (naast een sterkere regie van de Rijksoverheid). Werk aan de winkel dus voor beleidsmakers, Klimaat NGO’s en vooral de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Om te zorgen dat de investeringen effect hebben moet de burger mee willen doen. Middelen en aandacht moeten behalve naar technische oplossingen dus ook gaan naar het overtuigen en activeren van de burger. Minimaal moet vertrouwen worden ge/herwonnen in de overheid en kennisinstellingen. Communicatie (en participatie) speelt hierbij evenals in de huidige crisis een cruciale rol. En daarbij geldt ook hier weer ‘vertrouwen komt te voet en verdwijnt te paard’. Het is dus zaak om weloverwogen te werk te gaan.

Hart en hoofd raken

Hoe? Door te begrijpen waarom mensen niet kunnen en/of willen en dit inzicht te vertalen naar oplossingen en een boodschap die wel aanslaat. Hiervoor maakt Bureau Buhrs gebruik van haar beproefde participatiemethode ‘De Burger is ook een mens’. Waarbij we vooraf met alle betrokkenen de kaders bepalen: wat is ieders rol, wat is het doel maar vooral, wie willen we bereiken en wat drijft hen?. Hierbij komt het BSR- leefstijlenmodel goed van pas. Omdat de energietransitie een uitzonderlijke opgave is, die zowel iemands huis, portemonnee en duurzaam gedrag betreft, gaat Bureau Buhrs nu een stap verder. Om met name gemeenten te helpen bij hun energietransitie-opgave gebruiken we de energietransitiestijlen, recent onderzocht door onze partner onderzoeksbureau MarketRespons. Deze geven inzicht in hoe burgers (verschillend) tegenover de energietransitie staan en welke boodschap en middelen bij hen ‘aankomen’.  Hiermee kunnen we hoofd en hart van burgers raken en zorgen dat meer burgers mee willen doen en ons helpen de twijfelaars te overtuigen.

Zo willen we ‘juist nu’ bijdragen aan het toekomstbestendig maken van ons mooie land.